“Kunnen we het niet eerst een jaartje aanzien…?”
vraagt hij voorzichtig. “Eééén héééél jaar?? Met dit interieur?”, denk ik geschrokken.
De huidige indeling van het houten huisje heb ik zojuist in kaart gebracht. Een enorm gepuzzel met latjes, kozijnen die verspringen en inbouwkasten. Een puntdak dat van buiten een groot deel van het huisje beslaat. Maar binnen slechts deels in de woonkamer zichtbaar is. De rest heeft een plat en laag systeemplafond! (jammerrrr)
Het huisje is grotendeels zelfgebouwd door de vorige eigenaar. Een Handige Harry uit de restauratie wereld. En dat is hier goed te zien! Kleine blokjes hout zijn met zo’n 20 schroeven en spijkers per vierkante centimeter aan smalle balkjes gezet, daarna afgewerkt met een latje en een profiel tegelijk. Goed doordacht en toch een allegaartje. Slim en vermakelijk.

Mijn innerlijke-interieur-stem schreeuwt om rust.
Mijn oog voor detail raakt bijna overbelast. “Rust moet er gecreëerd worden”, aldus mijn innerlijke-interieur-stem, wil ik hier zelf tot rust kunnen komen. Ondanks dat ik respectvol, maar vol verbazing naar de bouwcapaciteiten van onze voorganger kijk, is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Mijn wensen zijn groot. Het lijstje wordt steeds langer. De bouwwerkzaamheden lijken echter niet recht evenredig mee te groeien…
Eigenlijk wil ik direct aan de slag. Meters maken, daar hou ik van! Maar mijn Project-Managers-stem wil dat ik eerst een plan ga maken. Gelukkig hou ik ook van plannen maken. En wensenlijstjes. En to-do-lijstjes. En planningen. Moet goed komen, toch?!
Geïnspireerd door de plannen van de vorige eigenaar – die er ook niet om liegen, overigens – ga ik dapper verder met plannen maken.
“Een jaartje aanzien?”, denk ik. “Komende winter lijkt me een prima verbouwperiode”, antwoord ik resoluut. Maar hij is weer enigszins gerustgesteld, wetende dat het dan niet zo’n vaart zal lopen.

